De altijd vergenoegde Tabaksrooker.
IN DB LENTE.
Als het boompjen ontluikt en het beekjen ontspringt
En het vogeltjen vrolijk zijn liedjen weêr zingt,
Dan ben ik zoo lustig, zoo blij van gemoed,
Ik rook er mijn pijpjen wat smaakt het mij goed
IN DEN ZOMER.
Wat zwellen weêr de aaren van 't goudgele graan,
Wat is weêr de boomgaard met vruchten belaan
Blaak zonnetjen vrij met uw brandenden gloed;
Ik rook er mijn pijpjenwat smaakt het mij goed