63 Doch daar is nog een ander kwaad; Een dronkenschap van erger graad; Die voortkomt van geen sterken drank Noch cenig vocht, 't zij rood oi blank, Dat streelend priklend in den mond Al teugsgewijs naar binnen komt Al zacht en zalvend''verder vloeit En aangezigt en hoofd ontgloeit. Neen 't is een vochtdat inwaarts vliet En zich in stroomen uitwaarts giet En dat al meer en sterker wast Hoe meer en sterker 't zich ontlast. Het is geen dronkenschap van uur Of dagtot dat door slaap natuur Den nevel overwonnen heeft En drinkebroer op nieuw weer leeft. Neen't is een dronkenschap van duur, Een dronkenschap als van natuur En die den lijder nooit verlaat Wat uur de dag- of nachtklok slaat. Hijdie de weelde en wellust mint En op het kwaad in 't duister zint Hij die het toppunt van zijn lot Gestadig zoekt in zingenot;

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1852 | | pagina 139