66 Één handschoen zoek bij ongeluk; Een laag van boenwasch op de stoelen Je welbe waarde pijp aan stuk; De duurte, die je al meer gaat voelen, 't Genot van meel- en gruttenkost; De waschmand, strijkplank, mangelrollen; Een kindermin, die braaf smarost; Een kat, die met je pels gaat sollen; De wiegevreugdnooit uitgevierd Bij tal van jeugdige aspiranten; Wanneer men zich niet zelf barbiert Een scheerder met te vele klanten; Een val door de onderlaag van 't bed, Juist als men zich eens neer zou vlijen Maar 'k noem vooral de schoonmaakspret Om van mijn onderwerp te scheijen De geur van zeep en terpentijn De schoorsteenvegers in je kamer; Beroofd van raam- en bedgordijn; 't Geraas van glazenspuit en hamer; De witkwast, emmers, tobben, leer Br... 1 't zachtst gemoed zou 't koopje doemen Met honderd fraaijigheden meer, Die 'k zoo maar niet bij naam kan noemen Intusschen om dit jammerdicht Niet te persoonlijk uit te leggen, Verklaar ik 'k ben 't mij zelf verpligt 'k Weet alles maar van hooren zeggen!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1852 | | pagina 142