66
Één handschoen zoek bij ongeluk;
Een laag van boenwasch op de stoelen
Je welbe waarde pijp aan stuk;
De duurte, die je al meer gaat voelen,
't Genot van meel- en gruttenkost;
De waschmand, strijkplank, mangelrollen;
Een kindermin, die braaf smarost;
Een kat, die met je pels gaat sollen;
De wiegevreugdnooit uitgevierd
Bij tal van jeugdige aspiranten;
Wanneer men zich niet zelf barbiert
Een scheerder met te vele klanten;
Een val door de onderlaag van 't bed,
Juist als men zich eens neer zou vlijen
Maar 'k noem vooral de schoonmaakspret
Om van mijn onderwerp te scheijen
De geur van zeep en terpentijn
De schoorsteenvegers in je kamer;
Beroofd van raam- en bedgordijn;
't Geraas van glazenspuit en hamer;
De witkwast, emmers, tobben, leer
Br... 1 't zachtst gemoed zou 't koopje doemen
Met honderd fraaijigheden meer,
Die 'k zoo maar niet bij naam kan noemen
Intusschen om dit jammerdicht
Niet te persoonlijk uit te leggen,
Verklaar ik 'k ben 't mij zelf verpligt
'k Weet alles maar van hooren zeggen!