68 Een naald, die in het oog gaauw slijt; Een werkster, die zeer goed kan talmen; Je schoenenband op straat aan stuk Tot de enkels in het kelderwater Aan de étagère een ongeluk O O Bij naai- en knipwerk soms een flater; De wasch t'huis met veel stukkend goed Een huis met weinig of geen kasten; Een vuile veeg aan jas of hoed Bij kliekjes onverwachte gasten; De booijen doof voor schel en roep Een scheeve plooi in valgordijnen De keuken leeg, maar vol de stoep; De borden, die van zelf verdwijnen; Een sleep van werkvolk in het huis Lekkaadjes in de pronkvertrekken Azijn voor olie bij abuis; De burendie je doen begekken De schoolvacantie tot je last; Je man op een partij van heeren Waar rook- en drinklust gaat te gast, En die lang nageurt uit zijn kleêren; Neen, wat de man ook zeggen mag Van tal van huisselijke plagen De vrouw kent ook haar kwaden dag, En heeft als hij vaak stof tot klagen 1849. W. J. VAN ZBGGBLBN

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1852 | | pagina 144