3G
schappenlaatstelijk bepaald op 24van tijd tot tijd
gefluctueerd had, en dat ook de wijze van hunne
aanstelling op geen genoegzaam eenparigen voet had
plaats gegrepen, weshalve men verzochtdat HEd.
Groot Mog. deze aangelegenheid bij een algemeen
eeuwigdurend octrooi mogten gelieven teregelen,
en wel in dier voege
1". Dat het getal der vroedschappen zoodra
er een van de toenmalige raden en vroedschappen,
zijnde nog ten getale van 20, overleed, altijd
weder tot twintig zou worden aangevuld.
2°. Dat deze 20 raden en vroedschappen onaf
hankelijk zouden kiezen drie burgemeesters en zeven
schepenen, en de vacante vroedschaps-plaatsen
weder zouden aanvullenin gemoede kiezende de
rijksten, verstandigsten en vreodzaarasten der
poorterenliefhebbers van het vaderland en van
de Gereformeerde godsdienstwaarop dan zijdie
demeeste stemmen verkregenaanstonds tot de ge
noemde waardigheden aangesteld zouden worden,
mits zij minstens 3 jaren poorters der stad waren
en geen vader en zoon of twee broeders te gelijk
zitting kregen.
3°. Dat zij die als burgemeesters of schepenen
2 jaren achtereen zouden hebben gediend het
volgende jaar niet weder verkiesbaar zouden wezen,
maar ten minsten een geheel jaar stii moesten
staan, enz.