ieder hunner dochters na het sluiten dier pleglige
overeenkomst tien duizend gulden meer waardig
wasdan te voren ook behoefde men aan de
waarheid daarvan niet te twijfelen, als mende
zonen dier regenten tientwaalf a veertien jaren
oud, de fatsoenlijke burgers zag voorbijgaan, zon
der naar hunnen hoed te tasten of hen terug te
O
groeten. Zulke jongens (dus schreef men in een
vlugschrift van dien tijd), die in eene aangenomene
montering langs de straten loopen, ja wat meer is,
daarmede ter kerke komen behoeven niet het
minste respect aan brave burgers te bewijzen
omdat zij erf-regenten zijnen dus gcene burgers
noodig hebben. Dezemeenen zijmoeten hen
reeds eerbiedigen en ontzien.
Dus sprak de nijd maar eene zeer gepaste
verontwaardiging voegde er bij zoo dierbaar als
wij de vrijheid achten, zoo vurig wenschen wij, dat
deze plogtige overeenkomst de aandacht tot zich
trekke van de heeren Staten dezer gewesten die
onze souvereinen zijn. Wordt dan deze plegtige
overeenkomst strijdig bevonden met den vroed-
scliaps-eed, en verbrekende de regten en privile
giën daar de burger zoowel als de regent
aanspraak op heeftdan is het in de magt dier
souvereinen de onderteekenaars daarvan af tc
zetten, niet behoudens hunnen goeden naam,
maar als eerloos en infaam.