staan. Op al de genoemde punten werd overeen
komstig het verlangen der requestranten beschikt,
en speciaal met opzigt tot de onderteekenaars van
het smadelijke dankadres van 30 November 1786
bepaald, dat niemand van hen eenig ambt zou
mogen bekleedendan na de onderteekening van
een declaratoironder anderen inhoudendedat
men zich door eene onbezonnen drift en verkeerde
inboezemingen had laten verleiden tot het on
derteekenen van het meergenoemde dankadres
dat men daarover berouw haden den prins
daarvoor vergiffenis verzochtterwijl men de
gelegenheiddie daartoe zoo genadiglijk aange
boden werd, met dankzegging aan den Vorst
omhelsde; enz. (1)
De aldus herstelde rust was van geen' langen
duur, en deduidelijksteteekenen van ontevreden
heid openbaarden zich spoedig weder allerwegen.
Bij de vrocdschaps-ligchamen vertoonde zij zich
inzonderheid door de zonderlinge omstandigheid
dat eenigen van hunne leden, wegens tegenzin
tegen den loop der zaken of meer nog uit vrees, hun
ontslag vroegen. Te Schiedam, legde alzoo een
der leden den 13 October 1794 zijne waardigheid
(1) T. a. p. hl. 5490 tot 5506. Den 26 Januarij 1789 is
door de vroedschap, in plaats van wijlen den heer Mr, G. J. A. VAN
beemejv tot secretaris aangesteld en heëedigd de heer
S. H. VERNEDE.