(DIP ID IE H EIIS IB IPS Wo Reeds rukt de gure najaarsstorm De laatste blaadjes af En 't bloemtje van zijn schoon beroofd, Daalt treurend in het graf. Het lieve zonlicht zinkt reeds vroeg Ter westerkimmen neêr, En later met verwelkten glans Rijst het ten hemel weêr. Natuur van heel haar tooi ontdaan Van al haar kracht en vuur Naakt na des levens blij genot Het aaklig stervens-uur. Dan staat zij in haar doodkleed daar En sluimert kalm en zacht En vreest geen ruwe vlagen meer Noch d'aanblik van den nacht. Zij rust! maar niet voor eeuwig, neen! Zij scheurt haar boeijen los De lente keert met jeugdig vuur In maagdelijken dos» 1839. J. L EC H N KR.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1853 | | pagina 132