MIEUW J AARS-LIED.
(Naar HEBEL).
Vreugde en smart gaan hand in hand
Zusterlijk door 't leven;
Zachte koeltjens wilde orkanen
Blijde feesten droeve tranen
Zien we ons hier omgeven.
Maar waar menig traantje vloeit
Bloeit ook soms een roosje.
In het hutjen en op troonen
Ziet men rouw en blijdschap wonen
Toeven beide een poosje.
Was 't niet zoo in 't oude jaar?
Zal 't in 't nieuw verkeeren
Zonnen wentlen op en neder
Wolken gaan en komen weder
Niemand kan het weeren.
Schenke Hij, Die elk zijn deel
Billijk heeft gegeven
Dankbre harten bij 't verblijden
Onderwerping in het lijden
Moed bij 't voorwaarts streven
Ieder op het levenspad
Vriendschap aan zijn zijde
Zielrust en tevredenheid,
Stil vertrouwen te allen tijd
Hoop voor 't 'geen hem beide.
Vhardingen 1852, s. moultN, si.