68
Aan den Hemel
Straalt de zon zoo hel en blijde.
Witte wolkjens drijven aan,
Zweven langs de azuren baan.
's Heeren schaapjens in de weide.
Wil, o Vader.!
Kalme zielerust ons geven.
Odan is deze aarde schoon.
Alles juicht op blijden toon
Op het veld en in de dreven.
Zwarte wolken
Mogen dreigen aan den Hemel
't Pluimgedierte zing' niet meer,
't Storme en loeije ginds en weer
't Water zwel met woest gewemel
Bliksemschichten
Mogen door het luchtruim zweven
Lichten over bosch en veld,
Heel de schepping siddre ontsteld
Als de donder de aard doet beven
Die 't geweten
Rein en zuiver mogt bewaren
Zalmoog' ook 't heelal vergaan
Kalm den blik naar boven slaan,
Rustig op de toekomst staren.
Vlaardingen1852.
s. MOÜLIJN,