2 5
burgemeesters of schepenen stierf, stelde de baljuw
eenen andoren representerenden persoon daartoe
aanen beeedigde hij dienals er een van de vieren
twintig overleed, moesten de overigen binnen den
tijd van zes weken den keizer of den stadhouder
een drietal aanbiedenwaaruit deze eenen op„
volger verkoos; enz. (1)
Het is vooral opmerkelijk
1". Dat de raad van 2d niet, gelijk die der
21 het regt tot benoeming der twee burgemees
ters, maar slechts tot vorming van een dubbeltal
verkreeg, waaruit de graaf ze aanstelde; doch
dat daarentegen de schepenendie vroeger dooi
den baljuw alleen werden aangesteld, nu wel
door den graaf of zijn' stadhouder, maar ook
slechts uit een dubbeltal door den raad van 24
te vormen verkozen werden
2°. Dat de thesauriers hier als ondergeschikte
beambten voorkomen die niet als vroeger met de
burgemeesters gelijkgesteld, en op gelijke wijze
benoemd werden maar van hen en van den
baljuw hunne aanstelling ontvingen en aan hen
verantwoordelijk waren
3°. Dat er in het privilegie van kakel V geene
bepaling van tijd te vinden is, waarna het regt
(1) Vink, M. S. Handvesten enz. van Schiedam bl. 570
tot 579. Groot Plakkaatboek van Holl. enz. I). IIIbl. 535.
Kluit 1). IV bl. 296.