32
'sKonings goedkeuring op zijne talrijke en langdurige diensten
in velerlei betrekkingen den Staat en der Stad bewezen toen
hij in December des jaars 1844 tot Ridder der Orde van den
Nederlandschen Leeuw benoemd werd.
In 1851 vroeg de heer rijnbende zijn ontslag als burgemees
ter en als lid van den stedelijken raad, niet omdat hem de
kracht voor de langere bekleeding dier waardigheden ontbrak
maar omdat bij bet nuttig oordeelde af te treden vóór dat de
noodzakelijkheid daarvan zich duidelijk deed gevoelen, en
omdat hij te regt begreep, dat zijn leeftijd van 74 jaren niet
strookte met betgeen de inwerkingstelling der nieuwe ge
meentewet van den burgemeester eischcn zou.
Hij trad derhalve met eere en niet zonder aandoening van
het tooneelwaarop bij zoolang eene belangrijke rol vervuld
bad. Alleengelijk wij reeds zeidenhet lidmaatschap dor
Provinciale Staten bleef bij van al zijne openbare betrekkingen
behouden. Onmiddellijk na zijn ontslag als burgemeester, be
gaf do heer rijnbexde zich naar 's Ilage ter bijwoning van de
zomer-vergadering dier Statenen het was toen, dat zijn anders
altijd krachtig en gezond ligchaam plotseling schier bezweek
onder den aanval eener beroerte, die hem in de vergaderzaal
zelve overviel. Van dien tijd af waren zijne krachten gebroken.
De gevolgen der ziektewier eerste en hevigste verschijnselen
geweken warenbleven bestendig voortbestaanen sloopten
allengskens zijn ligchaam meer en meer, tot bij in den schoot
der zijnen kalm ontsliep op den 14 November dos jaars 1853.
De avond van zijn leven was daardoor met een scherpe grens
van zijnen morgen- en middagglans afgescheiden. Gedurende
dien avond van ruim twee en een half jaar, vertoonde zich
'smans karakter, zijne goedhartigheid, gulheid en trouw,
ook zijne wilskracht en ijver nog ten duidelijkste, en op eene
wijze, waardoor hij hendie tot don engqren kring behoorden
waarin hij zich toen bewoog, meer dan immer aan zich
hechtte.