Goeden morgenMaar wie zijt gij Vrecmdling die ons tegentreedt? Niemand kent uzijt gij 't waardig Dat ons hart u welkom heet? Ja, 't is waar, dat ge in uw korven, Zegen, heil en bloemen draagt; Die gij mildop uwe wegen Geeft aan wien het u behaagt. Maar 't is ook waar dat gij doornen, Dat gij distels met u voert; Dat uw hand met ramp en kommer Menig op uw pad beroert. Zegwat heht ge ons aan te bieden Geeft ge ons vreugd of brengt gij smart? Hebt gij blijde stof tot juichen Of slechts weemoed voor ons hart? Zeg, verschijnt gij, ons ten goede, Of is ons uw komst tot straf Bied ge ons blijheid, bied ge ons leven? Of omsluit uw loop ons graf? Zeg hetMaar vergeefs dat vragen Want gij zwijgt en 't is ons goed: Gij volbrengt den wil des Heeren En 't is wijs al wat Hij doet. Hem vertrouwen wij ons leven Vragen nimmer wat? of hoe? En wij wenschennieuwen jaarkring U onsGoeden morgen toe YlaardingenJan. 1852. S. MOULIJN, .!Z.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1854 | | pagina 133