■i
Er bestonden te Schiedam twee zulke kamers wier tijd
van oprigting mij onbekend is. De oudste en voornaamste
heette de Roode Rozen, de andere de Vijgenboom. Op het
Blazoen der eerste zag men een' grooten bloeijenden roode-
rozenboomuit eono van welks bloemen in het toppunt
geplaatst een knaap ten halven lijve te voorschijn kwam, bijna
naaktalleen met een mantel los omgeslagenhoudende de
eene hand in de zijdede andere uitgestrekt met eene groote
roos daarin; de grond stolde eenige huizen en beeldjes van
vechtenden en vlugtenden voor, verbeeldende den Bethlehem-
schen kindermoord; op welken moord zoowel als op het uit
eene roos voortkomend beeld des knaaps het devies doelde,
dat, op een lint geschreven, midden voor de rozentakken ge
plaatst wasAensiet de joncheijt.
Het Blazoen der tweede kamer bevatte een' vijgenboom,
waaronder eenige kinderen bezig waren met de afgevallen
vijgen in korven bijeen te zamelen, terwijl het devies luidde:
'tSoet vergaren, dat in zijne dubbelzinnigheid tevens op de
aangename bijeenkomsten en op het inzamelen der zoete vruch
ten zinspeelde. Zulke dubbelzinnigheden behoorden tot de
geliefkoosde aardigheden der rederijkers.
Somtijds schreven zij het in het latijnb. v. op den titel
van de Inleijding van Pallas Vreugd enz. op Pinksterfeest
1705: Arbor Fici, Dulce congregare. (1).
Het is hier de plaats niet om over den invloeddien deze
kamers op de denkbeelden der njenigte door hare openlijke
vertooningen gehad hebben, uit te weiden; maar dit toch dient
hier vermeld te worden, dat de Magistraat der stad juist om
dien invloed begreep, dat het noodig was een wakend toe-
zigt daarover te houdenen dus den 20 Junij 1578 aan de
rederijkers op hun verzoek een stadslocaal tegen negen gul-
(t) llcide Blazoenen zijn aljjebeeld zoowel in Vlaarding.s
Rederijksbcrg, als in de Constthounendc Juweel van Haarlem.