18
hot na diens dood in vergetelheid geraakte, doch dat hij het
iloor een gelukkig toeval wedervond, en waardig keurde 0111
achter zijne bovengenoemde Beschrijving te worden uitgegeven.
Het behelst eene voorstelling van de mislukte poging om het
Kabeljaauwsche Schiedam in 1189 aan de Hoeksche Rotter
dammers door verraad in de handen te spelen. Schoon het geen
gedicht van groote waarde zijmunt het echter zeer ver boven
al de zoo even genoemde voortbrengselen der rederijkers uit,
en het is daarom te bejammeren, dat de naam van den dichter
daarvan tot nog toe onbekend bleef.
NASCHRIFT.
Op de vraag wat vrije en onvrije kamers heettenmeen ik te
kunnen antwoorden, dat die kamers vrij genoemd werden,
in wier behoeften hetzij geheelhetzij gedeeltelijk van wege
stad of dorp voorzien werd. Vrije kamer beteekende dan:
eene kamer die vrij was van kosten.
Om vrij verklaard te worden had men twee octrooijen
noodigéén van de plaatselijke overheid en één van eene
andere algemeen erkende vrije kamer, die de nieuw opgenomene
vereeniging met zekere plegtiglieidna de goedkeuring van haar
blazoen en hare zinspreukdoopte. Dat blazoen met de zinspreuk
bleef dan bij de moederkamer berusten.
Oudtijds waren het alleen de zoogenaamde hoofdkamers,
die het regt tot octrooijering van andere kamers bezaten,
hoedanige er twee zeer beroemde in Vlaanderen warente
weten de Alpha en Omega te IJperen en die der Fonteinis-
ten te Gent. Die daar gedoopt warenwerden Vlaamsche
kamers genoemd. Door dezen tweeden vrijbrief verkreeg men
in de oudste tijden van het bestaan der rederijkersvereenigingen,
eerst de bevoegdheid om op prijskampen te verschijnendoch
later werden zoowel de onvrije als de vrije kamers tot dc
plegtige intreden en wedstrijden uitgenoodigd en toegelaten.