21
en tevens door den stadhouder tot uitlegger-kapitein van
het schip de Toezigt van 14 stukken benoemd. Nadat hij
als zoodanig eenigen tijd voor Hellevoetsluis en Goedereede
was gestationncord geweest, werd hij op het einde van
den oorlog in 1783 tijdelijk ontslagen, en werd zijne
equipage ten getale van (30 manmeestal uit Maassluissche
en Vlaardingsehe visschers bestaande, op bevel van hethooge
landsbestuur afgedankt. (1) In den aanvang van 1785 werd
hem op nieuwin zijne betrekking van luitenant bij de ad
miraliteit op do Maasbet bevel eerst over do brik de Zephir,
en daarna over het gewapende barkentijn-hoekerschip de
Maasnymph van 16 stukken opgedragenaan boord van
welk laatstgenoemd schip zijn zoon sdion reeds op negen
jarigen leeftijd zijn' openbaren levensloop aanving. Immers
den 4 April van het jaar 1786 werd hij door de gecommit
teerde raden der meergenoemde admiraliteit tot kadet op de
Maasnymph aangesteld. Weinige dagen later (den 18 dier
zelfde maand) werd de vader door wii.lem V tot kapitein
ter zee bevorderd, en met de Maasnymph bij het evolutie
eskader, onder bevel van den kapitein p. melvill, gevoegd.
Vader en zoon deden toen verscheidene Engelsche en Fransche
havens aanen verbleven onder anderen 8 dagen te Bordeaux
terwijl de schepen voor Pouillac lagen. Van daar naar Brest,
cn vervolgens naar Hellevoetsluis teruggekeerdwerden de
schepen den 12 September 1786 buiten dienst gesteld. (2)
Onmiddellijk daarna (in December 1786) kreeg de kapitein
r.iJXBENDE het bevel over 's lands fregat de Oranje-Zaal van
24 stukken (3), waarop ook zijn zoon den 9 Junij 1787 door
de admiraliteit op de Maas als kadet werd overgeplaatst.
Met dit schip deden zij eene voor hen zeer belangrijke
(1) Jaarb. 1781 bl. 8045 en 17S3 bl. 8074.
(8) Jaarb. 1783 bl. 1098.
(3) Jaarb. 1783 bl. 1570.