et benoemd. De schutterij had destijds namelijk opgehouden stedelijk te zijn, en vormde een onderdeel van eene al- gemeene selmtterlijko organisatie der geheele republiek. Niet zelden gaf zulks aanleiding tot botsingen ten gevolge der ijverzucht van de militairengelijk onder anderen in den nacht van den 15 November 1801 alhier het geval was, toen door ecnige manschappen van het hier in bezetting liggende garnizoen aan eene patrouille van do burgermagt de beta melijke eerbied geweigerd werd. De kapitein rijxbende als commandant der Schiedamsche compagnie wist do eer dier magt nogtans op zoodanige wijze te handhaven, en de mili tairen tot hunnen pligt te brengen, dat hij daarop de bijzon dere goedkeuring en dankbetuiging van de municipaliteit ontving, ingevolge hare resolutie van den 18 December daaraanvolgende. In 180G werd de burgermagt weder geheel stedelijk, en bekwam de lieer rijxbexde den rang van majoor commandant, in 1807 dien van luitenant-kolonel. Spoedig daarop vroeg en verkreeg hij zijn eervol ontslag. Van 1807 tot 1818 stond hij in geenerlei onmiddellijk verband met de schutterijdoch in dat jaar liet hij zich, op aandrang der stedelijke regering, andermaal de benoeming tot luitenant-kolonel en comman dant der Schiedamsche schutterijzijnde het 4c bataillon van het voormalige 15° militaire districtwelgevallen. Hij be kleedde dien rang weder tot den 29 December 1820, toen liij op zijn verzoek door den Koning weder eervol ontslagen werd. Gelijk de heer rijnbende dus op den betrekkelijk zeer jeugdigen leeftijd van 20 jaren reeds het commando over de schutterij voerde, werd hij in 1802, in den ouderdom van eerst 25 jaren, door het Staatsbewind der Bataafsche Repu bliek, te gelijk met de hoeren conx. nolet, c. j. swalmius en Aim. schregardus tut lid der municipaliteit van Schie dam aangesteld, destijds ressorterende onder het departemen-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1854 | | pagina 94