20
tegen hem als geëindigd hadden verklaard, in zijne vroegere
waardigheid herstelden de hoofdofficier ad interim als zoo
danig weder eervol ontslagen.
Bij de inlijving van het koningrijk Holland in het Fransche
keizerrijk behoorde de heer rijnbende tot diegenendie aan
stonds door den Keizer tot leden van don municipalen raad
benoemd werdenblijkens een officieel berigtdat hij daarvan
ontving van den onder-prefect van het arrondissement Rotter
dam L A. DE ZUYLEN DE NYEVELTY3n 5 Augustus 1811.
Bijna gelijktijdig gewierd hem door don prefect van het
departement der Monden van de Maas g. de stassart, de
mededeeling, dat hij door den Keizer tot Membre du conseil
d'arrondissement de Rotterdam benoemd was; nadat hem
den 4 Januarij deszclfden jaars, bij Keizerlijk Besluit de be
trekking van eersten suppleant-vrederegter, en den 20 Maart,
door den voorzitter van het Cour d'assises te 's Gravenhage
die van juré bij de zitting van dat jaar was opgedragen. Al
deze betrekkingen aanvaardde de heer rijxbende, en bekleedde
ze met den meesten ijver. Bij de omwenteling van 1813 werd
hij in de eerste plaats door den Souvereinen Vorst als suppleant-
vrederegter gecontinueerd. Na het overlijden van den heer
bastiaan cool, in 1815, werd hij door den Koning in diens
plaats tot vrederegter benoemd, en behield deze betrekking,
die in 1838 met die van kantonregter verwisseld werd, tot zijne
benoeming in 184-t tot burgemeester, welke benoeming alleen
op die voorwaarde plaats haddat hij zijne nieuwe betrekking
niet mogt aanvaarden dan na vooraf zijn ontslag als kan
tonregter te hebben verkregen. Dit ontslag werd daarop
aanstonds gevraagd en op eervolle wijze gegeven.
Op het einde, van 181G behoorde de heer rijndexde weder
tot liet zestiental, dat, ingevolge een besluit des Konings, den
nieuwen stedelijken raad moest uitmaken. Met nanuwgezet-
heid bekleedde hij het lidmaatschap van dien raad, tot hij
zich ten gevolge van een onaangenaam voorvalmet nog een