ander zeer aanzienlijk raadslidverpligt achtte zijn ontslag
als zoodanig te verlangen. Eene stedelijke verordening ver
bood namelijk de oprigting van nieuwe branderijen langs de
Plantaadje. Desniettemin werd hetin strijd met de besluiten
van den raaddoor bet boog bestuur aan een' der ingezetenen
toegestaan, eene aldaar aanwezige branderij aanmerkelijk te
vergrooten en genoegzaam te vernieuwen. De twee bedoelde
raadsleden oordeelden dat do waardigheid en do wettige magt
van den stedelijken raad daarmede verkort warenen meenden
onder zoodanige omstandigheden geene zitting daarin te kun
nen behouden, zonder aan hunne eigene verpligtingcn te kort
te doen. Zoowel door de andere leden der stedelijke regering,
als door de autoriteiten te 's Gravenhaije werden er pogingen
in bet werk gesteld om de beide beeren van hun voornemen
te doen terugkeeren. Zij bleven echter volhardenen werden
werkelijkschoon eerst ruim een jaar na bun gedaan verzoek
door het Provinciaal bestuur ontslagen. Sedert werd de heer
rijvbende in 1833 op nieuw door het kiezers-collegie tot
raadslid gekozen en vond toen geen bezwaar die betrekking
andermaal te aanvaarden.
Inmiddels bekleedde bij bovendien vele andere betrekkingen
In 1798 tot regent van bet Ilofje van Bel'ois benoemd,
bleef hij dat slechts van G April tot 20 Julijals wanneer
al de regententen gevolge der plaats hebbende verwisseling
van het stedelijk bestuur, mede veranderd werden; van 1804
tot 1827 was de lieer mjnbende regent van bet Blaauwhuis
en werd toen op zijn verzoek te gelijk van deze betrekking
en van het lidmaatschap van'don raad ontslagen; van 1804
tot 1844 was bij kerkmeester der Groote Kerk; van 1818
tot 1844 lid en vice-president van de kamer van koophandel
en fabrieken, in welke betrekking bij aan vele belangrijke
deputation naar den Koning en de Iloogo Staatsdienaren,
alsmede aan de beraadslagingen der commissie voor het ver
vaardigen van bot kanaal door Oostvoorne, en aan de be-