'28 handeling van vele belangrijke aangelegenheden betreffende de wetgeving op het gedistilleerd en den handel in granen enz. ijverig deel nam; van 1830 tot 1839 was hij commandant van het corps vrijwillige rustbewaarders te dezer stedevan 1843 tot 1844 regent van het St. Jakobs Gasthuis. Bij de meeste der genoemde collegiën vervulde hij gedu rende een tal van jaren het voorzitterschap. Ten gevolge eener veranderde organisatie der Provinciale vertegenwoordiging, moesten er van wege deze stad sedert 1840, in plaats van één lid, twee leden naar de Provinciale Staten worden afgevaardigd, en werd aan don heer bijnbende de te vervullen plaats door den stedelijken raad op hoogst eervolle wijze opgedragen. Het lidmaatschap dier Staten is de eenige waardigheid, die hij tot aan zijn overlijden is blijven heklceden, alzoo hij bij elke aftreding, eerst door den raad en later door de kiesgeregtigden van dit district, telkens herkozen werd. Het gewigtigste ambt, dat de heer rijnbende immer be kleed heeft, toefde hem nog op reeds ver gevorderden ouderdom. Hij, de man, die op een leeftijd van 22 en 25 jaren reeds achting en ontzag genoeg verworven had, om aan het hoofd der gewapende burgermagt en in de aanzienlijkste burgerlijke ambten geplaatst te worden, bezat die zelfde jeug dige kracht en ijver nog in ruime mate toen hij in 1844, op den ouderdom van 67 jarentot burgemeester dezer stad benoemd werd. Hij vatte de teugels van het stadsbestuur niet alleen met moed en klem aanmaar hield ze ook met krachtige hand gedurende bijna zeven jaren, terwijl hij noch de opoffering zijner betrekking tot een tal van hem zeer aan gename en gewigtigo collegiën, noch vele geldelijke offers ontzag, om zich geheel onverdeeld en op waardige wijze aan het bestuur der stad te kunnen wijden. De dag zijner installatie getuigde door vele uiterlijke tee- kenen van de ingenomenheid der burgerij mot 'sKonings

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1854 | | pagina 98