113 En wel ten tienden maalvermeêrde Nogthans 't bezwaar bestond niet in Den nieuwen telg, die zou verschijnen Neen, werd de kring hierdoor vergroot: Hier schonk nog de arbeid 't daaglijksch brood En deed het dreigend leed verdwijnen. Tevredenheid was 't sieraad van De brave vrouwden nijvren man Gezondheid deed als frissche rozen Het rond gelaat der kind'ren blozen Zoodat waar 't elftal niets ontbrak De zorg niet in den twaalfden stak. Neenelders wrong hun nu de schoen Voorheen toch hadden zij geweten Hoe hunne kind'ren zouden heeten, Thans, en wat was hieraan te doen? Thans puttenvoor d' aanstaande spruit Zij op een' naam hun denkkracht uit. Voorheen was 't niets een naam te geven: Van vaders en van moeders kant, 't Groot-oud'ren paar tot peet verheven Had men de namen bij de hand Toen volgde: naar haar moeder Saartje; Vervolgens Lourens, naar zijn vaartje Nog later kondon moei Katrijn En KRELis-oom genomen zijn. En hoe gelukkig dat de leste, Daar niets meer, dan een nicht hun restte, Een meisje was, dat nog van pas Den naam van Griet gegeven was. Maar nu was men ten einde raad, De luidjes hadden 't waarlijk kwaad Want zie, wel had het eerzaam paartje, Zoo van den kant van Louw als Saartje, 15

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1855 | | pagina 109