120 «Wacht, ik zal mijn geld eens tellen: Zeven borrels min een cent, Negen centen uilevellcn En een halfie aan dien vent: Dat is net een halve gulden. Sakkerloot! dat 's krasjes, hoor! 'k Raak zoo zoetjes aan in schulden, Net als laatst die stikkedoor. Dan wordt heel de zoö verkocht, Maar dat 's niks, 't is toch maar bocht." «Hola! hei! hei! wacht eens even. Satans! alles draait in 't rond. 'k Zie daar wel een maan of zeven. Drommelswat'k leg op den grond t Zou ik hier maar wat gaan slapen? Maar dat 's toch een beetje raar. Liever wou 'k wat centen rapen; Kijk! ik heb mijn zak al klaar. Ja maar, hei! wat is 't hier glad; 'k Leg, verduiveld, net in 't nat." 'k Zal toch niet in 't water leggen, Dat was toch een beetje gek. Plonsoodat 's wat te zeggen Leg ik hier dan in den drek? 'k Ga waarachtig mooi aan 't zinken. Heiheiwacht eens wacht eens wat Zeg! ik wil nog niet verdrinken, 'k Ben mijn leven nog niet zad! Boe! boe! o! ik doe me zeer HelpDe dronkaard is niet meer. CORNELIS.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1855 | | pagina 116