100 Men zegt maar 't kan geen waarheid wezen Waar werd toch ooit gehoord, gelezen Van zulk een magt den mensch bedeeld Hier zijn de wondren der profeten, Hoe groothoe heerlijkniet te meten Hier ziet ons oog een ander beeld Hier schijnt een eigen wil te werken, Die, zonder band of paal of perken Geen grenzen waarneemt voor zijn magt Voor wien de schepping schijnt te buigen En die naar 't zeggen van getuigen, 't Geweld des duivels zelfs veracht. Wat moet ik van dien meester g'looven Komt hem die wondermagt van boven? Maar 't kan voorwaar niet anders zijn Één God is Heer van dood en leven Waar werd toch ooit den mensch gegeven Van zulk een almagt zelfs den schijn? Hier zien we in eigen naam gebieden En op Zijn stem het kwaad ontvlieden, Waarvan Zijn magt bevrijding geeft. Ja, van dien meester wil ik leeren, Met welk een naam ik Hem moet eeren Die zooveel grootheid in zich heeft." Zoo sprak een raadsheer Israels, Een wijze, een schriftgeleerde in 't Sanhedrin gezeten, Maar die ook daar niet had vergeten Dat wie er wijs en heilig heeten Die blootc naam geen waarborg geeft

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1855 | | pagina 96