u
Neen, door zijn dood leeft hij te meer
En krijgt hij aanspraak op onze eer
En op de liefde van die velen
Die hij ontvoerd heeft aan het stof
En opgeleid voor 't hemelhof
Om eens in 't hoogste heil te deelen.
Ja, Dicrbre! Roem van Neêrlands kerk!
Het woord, do taal was wonder sterk
Waarmede gij ons aan kost sporen;
Geen hart zoo koud, geen ziel zoo koel,
Al waar met ijs omschorst 't gevoel,
Voor God en deugd deedt ge allen gloren!
Gij bragt als levend ons voor 't oog
De stoffo van uw rijk betoog,
En voerde ons af in 't lang verleden
En stelde 't ons als heden voor
Gij liept de vroeger eeuwen door
Als tijdperk dat wij thans betreden.
Wat was het ziclgenot ons groot
Als zich uw gulden mond ontsloot
In eenvoud nimmer te overtreffen
In taal zoo keurig, kies en schoon:
Wie reednaar is brengt u de kroon
En leert zijn groot gemis beseffen.
Als vorst der reednaars stond gij daar
Gij sierdet zelfs door elk gebaar
Het spreekgestoelte in 's Heoren tempel
't Was harmonie in ieder doel
En harmonie ook in 't geheel
Gij waart het uitgezocht exempel.