göê¥ vgiBSirsimg.
Zoo is uw aardig vensterlijn
Dan eind'lijk weer ontdooid?
'k Ging er deez' winter vaak voorbij,
Maar LieveU zag ik nooit.
Doch op het heldre vensterglas
Zag 'k groote bloemen staan
En moest dan over ijs en sneeuw
Bedrukt naar huis toe gaan.
Dan heb ik op den kouden weg
Regt warm aan U gedacht
En menigmaal uw lieven naam
Genoemd bij dag en nacht.
Als ik zooveel gebeden had
Den ganschen wintertijd,
Als cénen dag uw' naam genoemd
Ik waar gebenedijd.
Of 't minnen dan soms kwaad kan doen
De voog'len gaan ons voor,
En dankbaar klinkt hun minnelied
Het gansche luchtruim door.
Wat zou voor mij de Lente zijn,
Zoo 'k hen niet volgen dorst
Nu 't venster maar weêr is ontdooid
Klopt warm ook mij do borst.
GÉRA
Vrij naar 't lloogcluilsch.