göê¥ vgiBSirsimg. Zoo is uw aardig vensterlijn Dan eind'lijk weer ontdooid? 'k Ging er deez' winter vaak voorbij, Maar LieveU zag ik nooit. Doch op het heldre vensterglas Zag 'k groote bloemen staan En moest dan over ijs en sneeuw Bedrukt naar huis toe gaan. Dan heb ik op den kouden weg Regt warm aan U gedacht En menigmaal uw lieven naam Genoemd bij dag en nacht. Als ik zooveel gebeden had Den ganschen wintertijd, Als cénen dag uw' naam genoemd Ik waar gebenedijd. Of 't minnen dan soms kwaad kan doen De voog'len gaan ons voor, En dankbaar klinkt hun minnelied Het gansche luchtruim door. Wat zou voor mij de Lente zijn, Zoo 'k hen niet volgen dorst Nu 't venster maar weêr is ontdooid Klopt warm ook mij do borst. GÉRA Vrij naar 't lloogcluilsch.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1856 | | pagina 118