11 C O B B II 8 S.
ii.
SÖ It RiADZAAIi.
<«@SS8a30SSe>
Zoo min als volgens 't Woord des Ileeren,
Ooit regensneeuw of zonneschijn
Onnut en ledig tot Hem keeren,
Maar immer vruchtbaar voor ons zijn
Zoo min gaat ooit Zijn Woord verloren
Voor hen, die heilbegeerig hooren
Naar 't geen Zijn mond gesproken heeft.
Dat kostbaar zaadvertrouwd aan de aarde
Bleek immer van onschatbre waarde
Een zaad dat altijd vruchten geeft.
Dat van die waarheid zij getuigen
Die eens geroepen door dat Woord
Voor wiens gezag zij leerden buigen
Die Godsstem hadden aangehoord.
Dat zij hier spreken en verhalen
Of Zijn beloften immer falen
Of 't Woord niet hart en nieren proeft
Of 't ooit voor vreemde magt moot wijken
Of 't in den strijd ooit zal bezwijken
Of 't immer vreemden steun behoeft.
4