M IJ N REISGENOOT. =S£=— Naar Oost of West trek ik niet licên, Dat is mij to afgelegen, Al is onze aardbol nog zoo kleen; Ook ducht ik waterwegen. De voorkeur schenk ik 't vaste land, Een deel er van gescheiden Doortrek ik vaak, langs bergen zand Of klaverrijke weiden. Zoo reis ik voort van stad tot stad, (Van vlek en dorp gezwegen) Mijn koopwaar is het edel nat Van Liber's vrucht verkregen. Ik bied die waar bescheiden aan, Waar vreugde heerscht of smarte; Want daar zelfs kan haar niets weerstaan, Vervrolijkt zij weêr 't harte. 'k Was nooit een vriend van de eenzaamheid, En reis dus met een makker, Die, waar ik 't wensch, getrouw mij leidt, Regt moedig is en wakker. 'k Verhef me op zulk een' togtgenoot, En wil mijn lof hem wijden 'k Hoop niet een ander 't kwetse of stool' Of men 't hem zal benijden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1857 | | pagina 117