needs als zijn dartelende jeugd
Onschuldig schertst, zich schalks verheugt,
En hem een .minnelied doet kweelen
Dat leven, liefde en vuur verraadt,
Doch waar geen losse geest in schaadt,
Bekoort ons zijn vernuftig spoelen.
En hoog zij 's dichters zang geschat
Waar hij als bard het speeltuig vat,
En lauw'ren vlecht voor Neêrlands helden,
Ons op der vaad'ren voorbeeld wijst,
Verrukt hunne eed'le daden prijst,
En onvergeethaar weet te melden.
Of wie gloeit niet de ontroerde horst
Als 't lied: nVoor Vaderland en Vorst,"
Ons liev'lingsliedwordt aangeheven?
Wie zingt dan niet met Tollens mee?
Of, wie slaakt niet zijn dank en beè,
Zoo plegtig door hem aangedreven?
Maar bovenal, hoe lief en schoon
Is ons zijn toverende toon,
Die huislijk heil ons doet verhoogen;
Die troost in 't hachlijkst levenslot,
Ons opvoert tot d' algoeden God,
Wat rampen ons ook troffen mogen.
Geen vriend van elke vreemde plooi,
Behaagt ons Hollands eigen tooi
Waarin hij ware deugd leert schatten
Waardoor, bij ied're omstandigheid,
Men naar zijn hoeken wordt geleid
Om Tollens van de plank (e vatten.