03ËTT ©5m®I5L Zink, sterveling! zink neêr in 't stof: De stemme Gods rolt door de wolken. Zij zweeft van uit het hemelhof, En boort tot in des afgronds kolken. Val eerbiedvol op 't aanzigt neêr! De Godskraeht predikt uit den hoogen Geducht geducht is 't Alvermogen; sKnielstervling 1 knielgroot is de Heer!" Hij, die, met majesteit bekleed, De bliksems heeft tot lijftrawanten, Op de aarde als op een voetbank treedt, En stormen maakt tot zijn gezanten; Die 't Al met éénen blik omvat. Wiens wenk doet zonnestelsels blinken, Of werelden in 't niet verzinken, Waaraan zijn wil ze onttrokken had. Hij is 'tWiens stem thans 't luchtruim vult Natuur is als met floers omtogen; Het zwarte wolkgordijn verhult Zijn luister voor de sterflijke oogen. Wie wie zal voor zijn magt bestaan! Koor hoor Zijn roepstem dondrend schallen; Het aardrijk dreunt van 't daavrend knallen; Wij vallen neêr en bidden aan.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1858 | | pagina 101