LEVENSTAAK. DE «Waartoe is 't" vraagt gij, sterveling! «Dat ik dit aanzijn eens ontving? Is 't om, gelijk do plant, to bloeijen en te sterven? Waartoe, bij 't wisslend wel en wee, Dat dobbren op de levenszee; Terwijl het graf alleen mij rust zal doen verwerven?" «Waartoe?" Ja, vraag nog menigmaal En rigt, tot wien gij wilt, uw taal, Wie zal, o mensch! op aard dat raadsel u verklaren? De zwartste nacht bedekt uw oog; Al drong uw blik door 's Hemels boog, Gij zoudt noch 't Godlijk plan noch oogmerk hier ontwaren. En toch, toen de Almagt eens u schiep, Was 't wijsheid die u herwaarts riep En u een baan ontsloot, een werkkring heeft gegeven. Niet ijdel was die schikking Gods; Bij al den wisselkeer des lots, Blijft uw bestemming grootsch cn uwe taak verheven.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1858 | | pagina 107