37 Ze is oefning in de school der deugd, Die 't hart vervult niet ware vreugd, En meer en meer het beeld der Godheid na doet jagen Ze is streven naar dien hoogren stand, Het burgerschap in 't vaderland Dat reinheid van gemoedals vrijbrief, slechts zal vragen. Dat is hier aller taak en pligt, En zij 't volbrengen vaak niet ligt, Omdat het offers vergt in strijd niet ons begeeren; Geen deugd is zonder kampstrijd schoon, En met het oog op de eerekroon De prijs der zegepraal kan ons geen weerstand deren. Met nioed dan 't strijdperk ingegaan, Den wereldzin te niet gedaan, Het spoor van Hem gevolgd, naar VVien we ons Christnen noemen, Hij heeft voor ons de haan bereid, Zijn deugd droeg 't merk der Godlijkheid; Wie, die op zulke deugd zich immer kan beroemen? En leeren wij reeds hier op aard, Hetzij ze ons roos of doornen haart, Gods eindloos wijs bestel, in ons bestaan bevatten: Hoe zal (door hooger licht bestraald) Wat Hij, tot ons geluk, bepaalt, Zijn Vaderliefde en trouw ons hart niet eeuwig schatten!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1858 | | pagina 109