21 krachten gewijd, geene moeite nocli kosten gespaard, ja zelfs in België rclatiën aangeknoopt met de eerste pcnningkundigenen dat plan bestond in (zoo luidt do titel van zijn handschrift): Af beeldingen van NederlandscheLegpenningenwelke niet, of anders voorkomen in de penningwerken van van Mieris, van Loon en Bizot gerangschikt volgens de Naamlijst in twee deelen van G. van Orden verzameld of naar de Penningen geteekend door Jacob van Dijk, 184-018.. Gevolgd door een: Aanhangsel van Penningafbeeldingen, niet voor komende in de Penningwerken van van Mieris van Loon en Bizot, en ook niet beschreven in de Handleiding van G. van Ouden, met aanwijzing bij sommigen, waar derselver vermelding gevonden wordt; verzameld of naar de Pen ningen geteekend door Jacob van Dijk, 184018.. Toen van Dijk in het jaar 1850 dit zijn werk tot cene aanzienlijke hoogte gebragt had, meerendeels door de aftec- kening van honderden legpenningen, hem daartoe uit de verzamelingen van meest alle Nederlandsche verzamelaars welwillend afgestaan, maakte hij in don Konst- en Letterbode voor 1850, n°. 10, zijn voornemen nader bekend; het gevolg hiervan was, dat hem niet alleen in ons land nog nieuwe bronnen ter aanvulling van zijn werk geopend werden maar ook in België enkele liefhebbershoog met zijn plan inge nomen, hem de behulpzame hand boden. Veel bragt daartoe bij de Hoogleeraar Serrure te Gent, die het bovengenoemde be- rigtuitden Konst-en Letterbode, in deFransche taal, deed plaat sen in do Revue de la Numismalique Ilelge2e serietome lr p214-, en daarbij een voor van Dijk vereerend schrijven voegde. En hiermede zouden wij kunnen eindigen, maar moeten nog even melding maken van zijne belangelooze werkzaam heden aan verschillende nuttige inrigtingen te Schiedam. Zoo was hij de grondlegger dor Stads Teekcnschool aldaar in 1820. Vice-President van die inrigting tot aan zijne ziekte en Directeur tot aan zijn dood. Bij het jubilé in 1845 schonk men hem de groote zilveren prijs-medaille met

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1858 | | pagina 93