T0SC8MT.
DE HOOP
DER
oHoop der toekomstwat al zegen
Verspreidt gij heinde en ver in 't rond
Wat gunsten strooit gij allerwegen
Als dropp'len op den dorren grond
Voorwaar, gij tooit den hof met bloemen,
En geeft nog stof tot dankbaar roemen
Waar anders slechts te klagen viel.
Gij steunt het hoofd ter neer gebogen,
En stort, hoe fel, hoe zwaar bewogen,
Een straal van loven in de ziel.
Bij 't woest geklots der zilte baren
Biedt gij den zeeman een verschiet,
Dat voor zijn oog niet op wil klaren
Maar dat hij toch door U geniet.
Gij doet hem droomen van de kusten
Waar hij in 't kort hoopt uit te rusten
Van al hetgeen hem nog vermoeit
En schoon bij 't nog niet mag aanschouwen
Gij wekt in hem een vol vertrouwen
Dat met elk uur in vastheid groeit.