u
Gij kroegt uw' aanzijn toen do vlam
Van 't tweedragtsvuur do steden nam
En Holland zette in laaijen gloed
Door booze list en overmoed.
Do laatsten waart gij die deez' stad
Sints eeuwen tot bescherming had
Nu predikt go onsdaar uitgespreid
Ons lot is ook Verganklijkheid.
Wat heeft men vaak op u gestaard
Ofschoon door luttel roems vermaard
Gij trokt steeds do aandacht hier alom
Uit eerbied voor uw ouderdom.
De vruchtbre moerbei aan uw voet
Werd door uw bolwerk vaak behoed
Wanneer do stormwind gierde in 't rond
En vlagen uit het Noorden zond.
Hoe stevig hechtte in iedro kloof
Uws ouden muurshot groenend loof
Zich vasten rees zoo statig op
Al kronklend om der spitsen top.
Do wieg en bakermat waart gij
Eens mansdie voor de burgerij
Den schoonsten luister beeft verspreid
Deer ijver, kunde on nedrigheid. (1)
Wel eischto men uw dienst niet meer
Zooals het voorgeslacht weleer
Toen 't streed met onuitbluschbren moed
Voor regt en ordeeer en goed.
(1) De verdienstelijke Stadsschoolonderwijzer G. Vep.boon
alhier overleden den 17 September 1854-, aanschouwde
daar het levenslicht den 8 October 1709.