35
Maarals een kostbaar grafgeslicht
Tot eer en glorie opgorigt
Voor hem of haarwier moed of trouw
Het nageslacht vereeren zou.
Zoo stondt ge ook ter herinn'ring daar
Vier eeuwen heugend tweelingpaar
Opdat door ons aan 't voorgeslacht
De lof des roems zou zijn gebragt.
Reeds vroeger was uw lot bepaald
Dat slechts in de uitkomst heeft gefaald
Toen men uw muren slegten zou
Tot stichting van een Gods gebouw.
Wat heerlijk schoone wisseling
Die met uw val te zamen hing
Viclt gij eerlang in puin en gruis,
Op de eigen grond een bedehuis
Een tempelwaarvan liefde en vreê
Bij lofgezang met dank en beê
Zou uit- en opgaan Hem ter eer
Die zetelt boven 't starrenheir.
Dat denkbeeldkon 't gevoel van leed
Dat uwe slooping worden deed
Verzachtenwaardig dubbeltal
Bij hen die treurden om uw val.
Verbeelding zag reeds in 't verschiet,
't Gebouw van marmer en graniet,
Verrijzen op den eigen grond
Waar gij een viertal eeuwen stondt.
Maar 't lot verkeerde. Beter oord
Werd voor dien tempel opgespoord
Toon juichte men om uw behoud
Al waart gij nut'looskrank en oud.