liij hunne voorgenomcnc Eclilverbindtenis.
AAN
(Uit bijzondere achting).
Waartoe men met dat groen der hoven
Deez' ruime zaal zoo heel versier?
Die bloemenkeur met lente-zwier,
Dien 't strenge noord haar niet mogt rooven
Waartoe die schaar zoo uitgebreid
In feestdosch hier ter neergezeten,
Waar ieder «welkom" word geheten
Er 't gulst onthaal zich vond bereid
Waartoe 1 doch 'k zal niet verder vragen
Waar 't antwoord ijlings is gereed
Omdat gewislijk ieder weet
Waarom hij herwaarts op kwam dagen.
Neen, ik verdenk geen feestgenoot
Ilij moog mijn vriend of vijand wezen
'k Wil dus in 't hart van allen lozen
Dat de eisch dor Vriendschap hen ontbood.