41 Zóó is des mcnschen lot op aarde En u verbeidt een ander niet. 't Verleden hoort tot uw gebied Gij weet dus welke zorg 't u baarde Wat moeite en strijd werd doorgestrcên Op dat ge in 't eind zoudt zegepralen Ofschoon het lauwerkrans behalen Nog lang eene ijdle hope scheen. Er leeft en lieerscht een Opperwezen Dat aller wegen gadeslaat, De magt der dwaasheid tegenstaat Hoe zij haar werking soms doe vrcezen. Wat 's Hoogsten wijsheid heeft bepaald Kan nooit der menschen woeling koeren Schoon ze een Voorzienigheid trotseren Die 't aan geen magt of middlen faalt. Aan God dan de offers uwer zielen, Ootmoedigdankbaar toegewijd Wie vreemd bleef aan uw worstelstrijd Niet Hijvoor Wien we aanbiddend knielen. Hij sprak en ieder schijnbezwaar Werd aan uw wenschcn prijs gegeven Wat nog weerstond met kracht verdreven En 't spoor gebaand naar 't echt-altaar. Gods heilzon moge u steeds bestralen Op 't straks ontsloten huwlijkspad Zijn Vadergunst in rijken schat Van zegen op u nederdalen Verbreidt en roemt ter aller stond Dat de echt do kern is van uw leven Een baan door rijkbebloemde dreven Waar gij zoo schaars nog doornen vondt.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1859 | | pagina 113