Een sluk gebruikt ter regter lijd
Die geeft ons lust en moed
Als 'I ligchaam zich aan d' arbeid wijdt
Doet hij de spieren goed.
Slooft men zich dood-af, moe en lam,
Dat men naar laafnis smacht,
Dan geeft een slokje van Schiedam
Ons weêr vernieuwde kracht.
'k Een ook een vriend van matigheid
'k Haat wie te veel soms pooit;
Maar 't zij in eens ronduit gezeid
Afschaffer word ik nooit.
'k Maak ook geen afgod van mijn buik
Wie dat doet is een zot
Maar 'k prijs te zijner tijd 't gebruik
Van wat strekt tot genot.
En daaromheeren laag en hoog-
Schimpt ge op Jeneverpest
'k Zeg tochsoms smaakt een fiksche toog
Schiedammer opperbest.
'k Ben heusch niet bang voor dat venijn
Al kijkt ge ook nog zoo zuur
Maar 'k heb een afschrik van don wijn
Want die is mij te duur.
Misgunt ons dus het slokje niet
Dat zoo weldadig werkt;
Dat heulsap is in 't zielsverdriet
En onze krachten sterkt
Want of er 't bloed U ook om kookt
En wie 't me ooit kwalijk nam
Jenever wordt er 't best gestookt;
Daarom Vivat Schiedam