DE MAN NAAR DE WERELD.
Een man in verbeelding;
In daden een kind;
Een toon als een meester
Maar leèg als de wind
Een Heer in 't bevelen;
Door niemand gevreesd.
Een ander een worrem
En zelf een groot beest.
Uitwendige luister
Van binnen geen gloed
Een grootsche verlooning,
Tot handle» geen moed;
Geleerd zonder weerga
De wijsheid in pacht
Het liefste geprezen
En 't meeste veracht.
3