Doch Mimasluw en fijn, kon 't staam'len niet ontglippen Dat 't antwoord had verzeld en dus met nieuwe vlijt Werd 't vragen voortgezeteen glimlach op do lippen «Met welke zaken toch van min belang of soort «Moest Rome's achtb're Raad zich dan wel bezig houën «Geen beuz'ling is toch werk dat in dien kring behoort, «Maar is, naar 't aardsch bestel, slechts bezigheid voor vrouwen!" «Gij hebt volmaakt gelijkluidt nu het (link bescheid «De zaak was van gewigtdoch 'k zal U rond verklaren «Zij vordert, om 's lands heil, van elk stilzwijgendheid «En 'k mag dus moederlief, ook U niets openbaren' «Gewis voelt Gij dit zelv'Maar juist die wetenschap Stort olie in het vuur in plaats van dat te doven. »lk verg niet" spreekt ze weêr «dat iemand iets verklapp', «Ja 'k moet den zwijglust dus vooral in U ook loven «Doch 't maakt wis onderscheid aan wie men wat ontvouwt, «Enuit don aard der zaakmoet mij het denkbeeld krenken «Dat mij mijn eigen kind zoo verregaand mistrouwt «Voorwaar't is ongehoord een moeder te verdenken Een diepe stilte volgt. De jongen staat verplet Ilij weifelt ivat te doen? Hij zou 't haar gaarn verhalen; Maar 't is een krasse vrouw die 't zwijgen stelt tot wet En dan toch zou hij zelf in die vcrpligting falen Daarbij het heil des staats hing van zijn zwijgen af Ilij wist zoowaar geen raad was vijand van bedriegen Toch als hij thans eens loog en 't haar voor waarheid gaf? Alleen de nood gebood en niet de zucht tot liegen. Zoo vliegt hem nu het een, dan 't ander door het hoofd, Terwijl de drupp'leu zweet hem door de poren breken Tot 't pijnigend gevoeldat hom zijn kleur ontrooft Bij d' aanblik van Mama hem noopt aldus te spreken «Welnuik maak dan staatdat Gij verbergen zult «De zaak die 'knaar uw wilalleen U mee zal deden

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1861 | | pagina 108