10
ile Schie naar do Maas gegravenwaardoor Delfshaven
ontstond (I). Zoo werd en Delft en Rotterdam begunstigd,
lot nadoel van Schiedam, dat spoedig voor zijne mede
dingers moest onderdoen.
Ten gevolge toch der verheffing van Rotterdam in 1340,
vindt men het in een besluit van het volgende jaar reeds (2)
na Dordrecht en vóór Schiedam geplaatst, ter zake van
een grafelijk bevel aan do drie genoemde steden, om de
stalen uit de stroomon en wateren te halen (3), doch in
drie stukken van 1350 en 1351 weder na Schiedam (4).
§11. Margaketha en Willem V. Begin der Hoekscha
en Kabeljaauwsche twisten.
Na don dood van graaf Willem IV, in September 1345 (5),
werd zijne zuster Marcaretha, cchtgenootc van keizer
Lodewijk, gelijk elders ook te Schiedam ingehuldigd; waar
voor zij do oude privilegiën der stad bevestigde en ver
scheidene nieuwe daarbij schonk (6).
Nadat de gravin liet bestuur dezer landen aan haren
tweeden zoon, hertog Willem van Beijeren, had opge-
(1) v. M. D. III. bl. 533, 5GG en 568. v. Spaant. a. pl.
hl. 215 verv. Bleijswijck t. a. pl. bl. 66 verv.
(2) 13 Maart. 1341. v. HI. D. II. hl. 646.
(3) Den 18 Dec. 1356 werd dit bevel door Willem V
herhaald, v. JI. D. III. hl. 14.
(4) v. 31. 1). II. hl. 778, 796 en 803.
(5) Te gelijk sneuvelden vele edelen en ook Odgier van
Spangen in Vriesland. Wag. D. III. hl. 260. Goudtsche
Kron. hl. 103.
(6) L. P. C. van den IIlugiiGedenkst. enz. uit de
Archiven te Rijssel, Leiden 1842. bl. 200 en 201. van
JIieris, I). II. hl. 714 en 715.