van Margaretha. Ook Daniel van Matenesse was haar
aanvankelijk getrouw; liij nam althans geen deel aan het
sluiten van het zoo even genoemde verbond, doch komt
evenmin voor onder de edelendie daarbij als de bijzondere
vrienden van Margaretha genoemd worden. Dat hij echter
Iloekschgezind was(1) blijkt uit het zeer geloofwaardige berigt
van Simon van der Sluts, een man, die slechts eene eeuw
later leefde dan de tijd, waarop deze zaken plaats hadden, en
die omstandig verhaald heeft, dat hertog Willem in 1351
met de Kabcljaauwschc Delvenaars, nevens vele andere sloten
ook het huis te Matenesse belegerde, innam, verwoestte en
verbrandde (2). Spoedig daarna schijnt echter Daniel van
(1) Zulks blijkt ook uit eene dankbetuiging aan vele edelen
van Margabktha, van 5 Sept. 1350. Zie de Geer, bl. 66.
Hetzelfde stuk komt voor bij de Jonge t. a. pl. bl. 292daarin
wordt echter niet Daniel van Matenessemaar in zijne plaats
Daniel van Marwede genoemd. Vergel. bl. 235. I)it kan
zijn Daniel van der Merwedevermeld in de jaren 1348,
1369 enz. Zie Hoogstraten, Woordenboekin voce.
(2) De Geer, Proeve eener gesch. van het geslacht
enz. van Matenessebl. 18, naar een handschrift van
Mr. Simon van der Slïïys. Van Wijn, Iluisz. leven
D. II. st. 1. bl 255, verhaalt, in overeenstemming hiermede,
en naar berigten ontleend aan de rekeningen van Philips
Persoenre soengrafelijk rentmeester van Noord- Holland
dat het huis te Matenesse in 1351 aan hertog Willem
overging. Tot de sloten, die toen door de Kabeljaauwschen
verwoest of zwaar beschadigd zijn, behooren ook Dodenpijl
(eerst 16 jaren vroeger door Arent van Ilodenjnjl aan
gelegd), Spieringshoek (in 1200 door Wouter van Spiering
gebouwd), Polderenburg (waarschijnlijk door Philips van
Wassenaar in 1313 gebouwd), Spang enenz. (Alkemade,
Jonker Fransen oorlogbl. 173 en 183.)