§13. Willem VI en Jacoba. Vervolg der
Hoeksehe en Kabeljaauivsche tivisten.
Toen graaf Albbecht in 1404 overleden was, werd hij
door zijn even vermelden zoon, als graaf van Holland en
Zeeland, onder den naam van Willem VI, opgevolgd.
Deze verandering in 's lands bestuur was gunstig voor de
partij der Hoekschen, die Willem altijd toegedaan was,
niettegenstaande zijn vader zich op bet laatst zijner regering
voornamelijk ten gevolge zijner betrekking tot Aleid van
Poelgeest, aan de Kabeljaauwschen had aangesloten.
Schoon hieruit weder tweespalt in het land ontstond,
schijnt Schiedam daar weinig in gedeeld te hebben.
Alleen is van zijne regering te vermelden, dat hij slechts
één wettig kind had, en wel eene dochter Jacoba genaamd,
ten wier behoeve hij op het einde zijns levens vele edelen
en steden wist te bewegen tot het aangaan eener plegtige
verbindtenis. waarbij zij beloofden, haar na den dood baars
vaders als landsvrouw te zullen huldigen. Onder do edelen,
die dit verbond aangingen, worden Arend van Duiven
voorde, eigenaar van het huis Starrenburg (1), en Filii'S
(1) Het huis Starrenburgwaarvan hoven op bl. 43
met een enkel woord, onder Willem V in 1355, gewaagd
werd, en dat in een stuk van Albrecht van 1389 genoemd
wordt, doch eenvoudig als eene hofstede (v. Al. 1>. III.
bl. 533.), is, zegt men, in 1316 gebouwd door Hugo van
Kralingen. Zijn opvo'ger Olgier liet slechts één kind na,
zijnde eene dochter, Elbubg (of volgens van Alkemade
Staleürg) van Kralingen gebeeten, door wier huwelijk
met Arend van Duivenvoorde het bezit van Starrenburg
in het laatstgenoemde geslacht overging. (Goutiioeven,
bl. 161 en 165.) Het was toen nog eene allodiale of
vrije, eigene bezitting, tot dat genoemde heer Arend het