59 Bij het uitbreken van den oorlog met den Hoeksch- gezindcn bisschop van Utrecht, Frederik van Blan- kenheim, werd er, in 1119, terwijl de hertog in Luxemburg was, door zijnen stadhouder Filips van Borselen te Gouda een dagvaart belegd van eenige edelen, benevens de steden Haarlem, Amsterdam, Alk maar, Delft, Leiden en Schiedam, om te overwegen hoe men de zaken met de Utrechtschen zoude aanleggen, en had er kort daarna eene tweede gelijksoortige bijeen komst van raadsleden en steden in den llaag plaats. De uitslag hiervan was, dat de Hollandsche burgers aanstonds te wapen geroepen werdenOudewater door hen bezet werd, en de krijg in het volgende jaar 1120 met ver nieuwde woede uitbrak (1). Inmiddels sloten de Utrechtenaars een verbond met de Hoekscho Hollandsche edelen van Wassenaar, Brf.derode en anderen, alsmede met de stad Leiden. Onder de weinige edelen die hiertoe behoorden waren ook Arend van Hodenpijl en Egbert van Spangen (2). Na den dood van Jan van Beijeren in (1125, werd hertog Filii'S van Bourgondié tot ruwaard aangesteld door Jan van Braband, eerstens in zijne betrekking als echtgenoot van Jacoba (schoon zij reeds lang van hem gescheiden en met Glocester gehuwd was), en ten andere omdat hij, volgens den inhoud van den zoen te Woudrichem, altijd nog de eigenlijke graaf van het grootste gedeelte van Holland heette. Zelfs liet Jan van Braband, om zijne regten als graaf te handhavenschoon hij zelf niet regeerde, zich, na den dood van Jan van Beijeren, door den gemeenen raad, de ridderschap en de steden (1) Arend, II. st. 2. bl. 477, 478 en 485. (2) va» Mieris, IV. hl. 544. Arend, D. II. st. 2. bi. 480.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1862 | | pagina 133