IV' VU U li H E 1) E. vermeerderd en, gelijk ik Iwop, verbeterd zooveel hel mij mogelijk is. Terwijl ik, met goedvinden van den uitgever, thans daartoe overga, vlei ik mij geen onnut werk te verriglen. Ter bereiking van het doeldat elke historische studie hebben moet, het zoeken tiaar en het voorstellen van zuivere waarheid, zal ik trachten steeds verantwoording te geven van de bronnenwaaruit elk door mij vermeld feit geput is, met opgave der redenen, in geval de be- riglen van verschillende schrijvers niet overeenstemmen waarom ik die van den eenen geloofwaardiger keur dan die van den anderen, opdat niemand iets behoeve aan te nemen of te verwerpen alleen op het gezag van mij, en elk lezer de gelegenheid hebbe om het behandelde of beoordeelde op nieuw ter toetse te brengen. Mijn werk zal daardoor een crilisch karakter bezitten, ruimschoots van aanhalingen voorzien zijn, en zal, zoo ik vertrouw, wat het dientengevolge wettigt aan aangenaamheid missen moetaan nuttigheid en degelijkheid winnen. Overigens herhaal ilc bij deze gelegenheid beleefdelijk en dringend de door mij reeds voor 23 jaren gedane en bovenvermelde uitnoodigingivaarbij ik eiken beoefenaar der geschiedenis verzoek mijn gebrekkigen arbeid met welwillendheid te beoordeelen en le helpen bevorderen, (igelijk zulks in 1850 gedaan werd door den Heer 3. 3. de Geer, in zijne Proeve eener Geschiedenis van het geslacht en de goederen der Hoeren van Matenesse geplaatst in de Berigten van het Historisch Genootschap tc Utrecht, Deel III, St. 1) ten slotte iederen belangstellenden lezer de woorden van IIoratius toeroepende: Vive, vale: si quid novisti rectius istis, Candidus impertisi non, his utere mecum. 22 Julij 1861,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1862 | | pagina 78