18 In do stukken, die daartoe dienden, noemde Aleid onze plaats hare nieuwe stad bij het Huis te Rivierwaar uit niet alleen blijkt, dat dit buis ouder en aanzienlijker was dan hare stad zelve, maar vooral ook dat de naam dezer plaats, hetzij Nieuwer-Schieof Nieuw-Schiedam of Nieuwendam, nog niet stellig en algemeen genoeg was aan genomen, om in belangrijke stukken gebruikt te worden. Trouwens dat deze hare nieuwe stad nog van geen groot belang was, vindt men met duidelijke woorden in hetzelfde stuk vermeld, waar gezegd wordt, dat Aleid, de diensten (in geld welke men haar om de verleende vrijheden bewijzen moest, nog in suspens zoude houden, van wege de nieuwheid der planting (d. i. der stichting) en de armoede der stad. Daar het destijds gebruikelijk was, dat de graven en lieeren aan de inwoners der vlekken en dorpen stedelijke vrijheden gaven (1), d. i. hen van schijnt te zijn, en echter is het valsch. Want zij hebben Melis Sxoke niet begrepen; deze zegt namelijk (nitg. van IIuijde- coper, D. II. bl. 511), waar hij over de vlugt van Wolkaart van Borselen met graaf Jan I handelt, dat Wolfaart wilde: »Tote Sciedam te scepe gaen." en onmiddelijk daarna: «Als '/ment int dorp hevet verstaen, worden delude al in roere," enz., hiermede duidelijk op 's Gravenhage, van waar devlug- tenden gekomen warenen niet op Schiedam, doelende. Van Mieris (Gr. Ch. b. D. I. bl. 374) beschuldigt Stoke dus ten onregte, dat ook hij Schiedam in 1299 nog een dorp of vlek noemde. De eer van Stoke werd volkomen gehandhaafd door van Alkesiade, Huijdecoper en vooral door den schrijver van de Tegenwoordige staat der Vereenigde Nederlanden Amsterdam bij J. Tirion, 1744. D. V. bl. 288. noot. (1) Over den staat der dorpelingen en der stedelingen in deze tijden, zie C. de Koning, Voorvaderlijke levens- wijzeens. bl. 83. verv.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1862 | | pagina 92