32 sproten, en verzochten hem ten ernstigste, krachtige maat regelen te nemen om onverwijld een einde aan den hangen burgerkrijg te maken opdat 's lands welvaart mogt her leven. Polhain gaf hierop ten antwoord, dat de Hoek- schenwegens gebrek aan levens- en oorlogsvoorraaden door uitputting van krachten, zich spoedig zouden moeten overgeven en liet terstond daarop aan al de Rotterdam mers die zich aan het gezag van den Rooinseh-koning wilden onderwerpen volkomen vergiffenis aanbieden. Deze handelwijze had de gewenschte uilwerking. De Rotterdam mers begonnen er ook hij Brederode ten sterkste op aan te dringen, dat hij de stad die aan den nijpendsten nood ter prooi werd en toch niet te behouden wasbij verdrag zoude opgeven. Na lang dralen besloot de stadvoogd daar eindelijk toe, en werd er te Kapelle een verdrag getee- kend, inhoudende, dat Brederode met al de zijnen Rot terdam, binnen 6 dagen, ontruimen, en den prins of zijnen veldheer overleveren moest, met achterlating van al zijn oorlogsmaterieel. Daarop trok de stadhouder van Egmond don 25 Junij met 000 man van Ouclerschie Rot terdam binnendat den volgenden dag door Brederode verlaten werd, die met 1050 man, in volle wapenrusting, weder naar Sluis, met 18 groote vaartuigen, gelijk hij van daar gekomen was, terugkeerde (1). Hiermede eindigde dat gedeelte van den merkwaardigen Jonker- Fransen-oorlogwaarin Schiedam zeer van nabij betrokken was. Het overige van dien krijg staat tot de geschiedenis onzer stad in geen bijzonder verhand. Alleen verdient nog vermeld te worden, dat Maximliaan, toen hij zich tot regeling van het beleg van Rotterdam te Schiedam bevond, alhier aan die van Amsterdam het regt schonk de kroon van zijn rijk boven hun wapen te voeren. (1) v. Alk.,hl.232249. Wagen., D. IV. hl. 257, 258.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1863 | | pagina 108