5
op aanhouden van den keizer, en vooral wegens de be
dreigingen van den paus, Innocentius VIII, ontsloegen.
Van deze troebelen nu maakten de verspreide Hoekschen
die zeer vijandig aan Maximiliaan waren, gebruik om zich
in eene V'laamsche plaats te verzamelen en te versterken
daar zij geene kans zagen om eene stad in Holland te
bemagtigen. Zij vereenigden zich alzoo te Sluis in Vlaanderen,
dat onder Filips van Kleef in feilen opstand was tegen
Maximiliaan, bragten daar veel volk bijeen, en rustten
cenige schepen uit, om vervolgens een gcregelden aanval op
eene Zeeuwscbe of Hollandsche plaats te ondernemen. Hot
opperbevel over deze krijgsverrigtingen werd aan den jeug
digen jonkheer Frans van Brederode opgedragendie toen
te Leuven studeerde, en wiens geslacht een der sterkste
steunpilaren van de Hoekschc partij uitmaakte. Inmiddels
verrijkten zij zich door aanzienlijke kaperijen op de Hollandsche
schepen, die langs de Zeeuwscbe stroomen voeren (1). Nadat
zij van heinde en ver een genoegzaam getal manschappen
en eenigen voorraadop welke wijze dan ookhadden
bijeengeliragt, gingen zij den 20 November 1488 van
Sluis onder zeil, met oogmerk om eene stad in Holland
te bemagtigenwaar eene algemeene vereeniging der Hoeksch-
gezinden kon plaats vinden, ten einde vervolgens hunne
magt van daar verder uit te breiden.
Hunne vloot bestond uit 48 schepen en was met omstreeks
2000 Hollanders en Vlamingen bemand. De plaats waarop
zij doelden was Rotterdam, welks uitmuntende ligging hen
aanlokte. Heeds in den avond van den dag, waarop zij Sluis
hadden verlaten, kwamen de Hoekschen langs een vroeger
nooit bevaren weg (daarom later het Jonker-Fransengat ge-
(1) van Alkemade, Jonker-Fransenoorloghl. 5276.
Div. Kron., 31ste div.C2stecap. Wagen., D. IV. hl. 240246.
Bilberd., D. IV. hl. 254273.