18 kwam een troep van 100 krijgsknechten op hen aan. De ruiters boden eenen geringen tegenstand, vloden weldra met een geveinsden schrik, en lieten in de wanorde van hunne vlugt de gevangenen achter. Aanstonds ontsloeg men hen van de boeijen, en bevrijders en bevrijden vertoonden beide de grootste vreugde over deze verlossing. Te Schiedam was toen alles in beweging. Alle eenigziris geschikte huizen, kamers, schuren en stallen werden op geruimd en gereed gemaakt tot herberging der gewapende burgers van de Hollandsche steden en der krijgsknechten die er dagelijks in menigte aankwamen, dewijl de stad, bij een later besluittot de algemeene vergaderplaats der krijgs- magt was bestemd geworden. In deze drukte werden al de vreemdelingen in het geheim door de drie ruiters tot verraad aangespoord, en werd hun verborgen aanhang dagelijks grooter (1). De burgers, die hier in bezetting lagen, waren die van Haarlem, Leiden, Amsterdam, 's Gravenhage, Haarden, Muiden en Weesp, allen met de landlieden uit de omstreken hunner stedenen onder hunne eigene plaatselijke banieren. Het opperbevel over hen was aan Willem van Boshuizen, baljuw van Rijnland, en eertijds slotvoogd van Woerden, opgedragen. Ter verdediging der haven en ter blokkering van Rot terdam, lagen er nog drie oorlogschepen vóór de stad op do Maas (2). Het spreekt van zelf, dat naarmate het misnoegen der vreemdelingen door van Nijmegen en de zijnen meer opge wekt en de bezetting talrijker werd, ook de vechtpartijen tusschen burgers en soldaten toenamen. De hoplieden der burgers beklaagden zich gedurig daarover bij de bevelhebbers (1) v. Alk., bl. 127133. (2) v. Alk., bl. 135, 136.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1863 | | pagina 94