Dat deed hij tot zijn elfde jaar; Liet toen hervormd zich doopen. Waardoor hij meende, als worstelaar, Zich een patent te koopen. En ongelukkig toen de snaak Wiens smaad hij moest verkroppen, Hij speelde regts en links naar raak. Wist allen bont te kloppen. 't Was niet doordacht die wilde kraai Het touwslaan te doen leeren; Veel minder nog het knoopgedraai Of 'l lappen van de kleeren. liet zeilensnijden ging nog wat; Maar dat verwenschte stikken Meest werd de naald door hem gevat Om kameraads te prikken. In 't eind moest Witte 't zeegat uit Dat was zijn lustzijn leven Als rappe en onvervaarde guit Kon hij daar voorwaarts streven. Nu kweet hij zich van taak en pligt En wat men mogt verlangen Werd vlug en goed door hem verrigt In alle zeemansrangen. Te meer als 't op een vechten ging Bij 't buld'ren der kartouwen Dan zwaaide hij zijn bijl of kling Met doorzigt en vertrouwen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1864 | | pagina 101